Het politieke debat over de effecten van gewelddadige videospellen op mensen, en vooral op kinderen, is nog lang niet voorbij of vergeten. De relatieve rust in de discussie komt eerder voort uit een gebrek aan actuele gebeurtenissen waardoor het onderwerp meer in de schijnwerpers komt te staan dan enige vorm van resolutie of wens van de belanghebbende partijen om het onderwerp te laten vallen. Dianne Feinstein zei zojuist dat hij het bewees.
Feinstein is een democratische senator voor Californië, en staat bekend om haar voorstander van wapenwetgeving. Ze heeft nu ook een standpunt ingenomen met betrekking tot gewelddadige videogames en noemt ze "simulators".
Ik denk dat het echt gewelddadige videogame een soort simulator wordt om te oefenen op ... En het stelt het individu in staat om veel beter bekend te raken met die afbeelding van dood en bloed.
De overtuiging dat geweld met videogames iemand in werkelijkheid tot geweld kan laten acclimatiseren, is nauwelijks nieuw, maar de implicaties van gewelddadige spellen als oefensimulatoren is een zorgwekkend geloof met de hoeveelheid informatie die bepaalde organisaties kunnen krijgen.
Feinstein vindt weliswaar dat het Congres het reguleren van games zou moeten overwegen, maar hopelijk zullen ze dit geloof tot nu toe alleen maar ter harte nemen. Preventieve misdaadbestrijding door de uren van een persoon te bepalen die bepaalde videospellen speelt, is geen grote stap vooruit van de logica die in het bovenstaande citaat wordt vermeld, en het is moeilijk zich iets goeds voor te stellen dat voortvloeit uit de resulterende juridische aandacht.